Verzet op Tanimbar juli 1943

In de Tweede Wereldoorlog werd ik samen met 27 andere gedetineerden gestationeerd op het eiland Rentes. Hier werkten we aan de bouw van een vliegveld in het zuidelijke deel van Tanimbar, dicht bij de zee. De leiding van de groep was in handen van sergeant infanterie 1e klas Wenno, wonende te Opheusden. In juli 1943 besloten vijf van ons om in het verzet te gaan. De groep bestond uit:

Lala, Menadonees
Montoan, Menadonees
Manusiwa, Ambonees:
Hutuely, Ambonees
Uneputty, Ambonees


Onze acties vonden altijd ’s avonds plaats, van 22:30 uur tot 04:30 uur, in het donker. Na de operatie kregen we slechts anderhalf uur om te rusten voordat we weer aan het werk moesten. De afstanden tussen de Japanse objecten en onze barakken waren groot, maar de Japanners waren bang in het donker, vooral wanneer ze zich diep in de rimboe bevonden.

Onze verzetsdaden

De verzetsacties die we ondernamen waren van groot belang voor onze overleving. Als geïnterneerde kregen we slechts twee handjes rijst per dag – één in de ochtend en één in de avond. In de Japanse keukens stalen we voedsel om onszelf en medegedetineerden te helpen. We haalden ketella, sago, gedroogde vis, kasbie, aardappels, ketjap en vooral rijst.

Ook het doorknippen van telefoonverbindingen tussen het hoofdkwartier op Linggat en de kleinere detachementen deden we als verzetsgroep. Verder wat we deden was het ontdoen van wapens van hun slagpin in de munitiebergplaats van vliegtuigen en kleine schepen en het onklaar maken van de vergrendeling van geweren.

Zelfophanging

Het gestolen voedsel hebben hoofdzakelijk verdeeld aan oudere mensen die niet sterk genoeg meer waren. Aanleiding hiertoe was de zelfophanging van twee Menadonezen, die gezien hun leeftijd niet meer in staat waren om de zware arbeid vol te houden. Ook aan dominee Sitanela hebben we gestolen etenswaar en goederen gegeven, die dit aan de plaatselijke bevolking verdeelde.

Er sliep een man van boven de 55 jaar naast mij, genaamd Salampessy. De zware inspanning bleek te veel voor hem, en tijdens het appel werd hij niet meer gezien. Vermoedelijk was hij getroffen door een hartverlamming.

“Daarnaast waren we actief in het verstoren van de Japanse communicatie en militaire operaties. We knipten de telefoonverbindingen door tussen het hoofdkwartier op Linggat en de kleinere detachementen. Ook maakten we wapens onklaar door de slagpinnen uit de munitieopslag van vliegtuigen en kleine schepen te verwijderen, en we beschadigden vergrendelingen van geweren.

Een strijd voor vrijheid

Onze acties waren uiterst riskant, maar noodzakelijk. In de duisternis van de nacht voerden we deze verzetsdaden uit, met het doel de Japanse bezetters te ondermijnen en de overlevingskansen van onszelf en anderen te vergroten. Ondanks de grote gevaren, bleven we volharden in hun strijd voor vrijheid.


Resistance on Tanimbar July 1943

During World War II, I was stationed with 27 other detainees on Rentes Island. Here we worked on the construction of an airfield in the southern part of Tanimbar, close to the sea. Leading the group was sergeant infantry 1st class Wenno, living in Opheusden. In July 1943, five of us decided to join the resistance. The group consisted of:

Lala, Menadonese
Montoan, Menadonese
Manusiwa, Ambonese
Hutuely, Ambonese
Uneputty, Ambonese


Our operations always took place at night, from 22:30 pm to 4:30am, in the dark. After the operation, we were given only an hour and a half to rest before we had to go back to work. The distances between the Japanese objects and our barracks were long, but the Japanese were afraid of the dark, especially when they were deep in the bush.

Our acts of resistance

The acts of resistance we undertook were vital for their survival. As internees, we were given only two handfuls of rice a day – one in the morning and one in the evening. In the Japanese kitchens, we stole food to help our selves and fellow inmates. We collected ketella, sago, dried fish, kasbie, potatoes, soy sauce and especially rice.

We also did cutting telephone connections between the headquarters at Linggat and the smaller detachments as a resistance group. Further what we did was stripping weapons of their firing pin in the ammunition storeroom of aircraft and small ships and disabling the locking mechanism of guns.

Self-hanging

The stolen food mainly distributed to elderly people who were no longer strong enough. This was prompted by the self-absorption of two Menadonese, who were no longer able to sustain the hard labour given their age. We also gave stolen food and goods to Pastor Sitanela to distributed these to the locals.

There was a man over 55 years old sleeping next to me called Salampessy. The strenuous effort proved too much for him, and during roll call he was not seen again. Presumably he was stricken with heart failure.

In addition, we were active in disrupting Japanese communications and military operations. We cut telephone connections between the headquarters at Linggat and the smaller detachments. We also disabled weapons by removing firing pins from the ammunition stores of aircraft and small ships, and we damaged locks on rifles
.

A fight for freedom

Our actions were extremely risky, but necessary. In the darkness of night, we carried out these acts of resistance, with the aim of undermining the Japanese occupiers and increasing the chances of survival for ourselves and others. Despite great dangers, we persevered in their fight for freedom.




Japans interneringskamp
Bevrijding